We beschikken over een taal die voor ons spreken gaat. Het werk van filosoof Emmanuel Levinas is op die taal gebaseerd. De taal geeft het wezen weer van de ontmoeting tussen ‘ik’ en ‘de ander’. Omdat die ontmoeting van buitenaf op ons toekomt staat de ander steeds hoger dan ikzelf sta.
De fenomenologische analyses van Levinas die te maken hebben met nabijheid als een taal die vooraf gaat aan het gesproken woord erkennen steeds het anders zijn van de ander. Die raken de essentie van de hulpverlening.
Met Levinas’ beroep op het ethische appèl van het gelaat van de ander tekent zich in en buiten het (hapto-)therapeutschap een oneindige verantwoordelijkheid af. Daaraan kan niemand zich onttrekken en dus ook een therapeut niet, zo wordt in het artikel ‘Daar waar spreken stopt’ betoogd.